Vorige stap

1A - 1-benige loopsprongen

Volgende stap

Bij deze eerste stap in de leerlijn Verspringen staat het ontwikkelen van coördinatie, ritme en kracht centraal. De atleet leert om op één been af te zetten en weer te landen, waarbij de beweging dynamisch en vloeiend wordt uitgevoerd.

Doel van de oefening

  • Bewustwording van het afzetbeen en landingsbeen
  • Verbeteren van balans en stabiliteit tijdens het springen
  • Ontwikkelen van een ritmische afzet die later in het verspringen essentieel is

Uitvoering

  • Start in een rustige looppas
  • Maak per pas een kleine, gecontroleerde sprong op één been
  • Land zacht op hetzelfde been en ga direct door naar de volgende sprong
  • Houd de romp rechtop en de armen actief mee in de beweging

Coachingspunten

  • Focus op een licht en ritmisch contact met de grond
  • Land op de bal van de voet en rol gecontroleerd af
  • Zorg dat de knie van het vrije been actief mee omhoog beweegt
  • Kijk naar voren, niet naar de grond
Didactische tip
Begin met korte afstanden en een beperkt aantal sprongen, en bouw dit langzaam op. Richt je in deze fase vooral op de techniek en niet op de afstand of hoogte van de sprongen.

Variaties om de techniek spelenderwijs aan te leren en te versterken:

  1. Basisloopsprongen
    • 10–15 meter rustig tempo
    • Focus op ritme, balans en zachte landing op hetzelfde been
  2. Afwisselende beenwissel
    • Wissel na elke sprong van been: links-rechts-links
    • Helpt om coördinatie en symmetrie te ontwikkelen
  3. Loopsprongen met kniehef
    • Leg nadruk op het actief optillen van de knie van het vrije been
    • Stimuleert dynamiek en spronghoogte
  4. Loopsprongen over markeringen
    • Plaats hoedjes of lijnen op 1,5–2 meter afstand
    • Vergroot het gevoel voor paslengte en ritme
  5. Spelvorm: ‘Wie springt het meest ritmisch?’
    • In tweetallen: laat kinderen elkaar beoordelen op ritme, balans en techniek
    • Maakt de oefening speels en stimuleert zelfbewustzijn

Veelvoorkomende fouten en tips om deze te verbeteren:

  • Te harde landing → Stimuleer zachte, verende afzet en landing op de bal van de voet.
  • Verlies van balans → Focus op rompstabiliteit en houd de armen actief mee in de beweging.
  • Geen knie-inzet vrije been → Laat de atleet bewust de knie actief optillen voor ritme en dynamiek.
  • Te veel naar beneden kijken → Stimuleer een rechte houding en laat de blik gericht naar voren blijven.
Als een atleet telkens uit balans raakt, laat ik hem eerst kortere sprongen maken en de romp rechtop houden. Helpt bij mij goed, misschien ook iets voor jullie?
Ik merk dat het helpt om atleten te vragen het vrije been actief op te tillen alsof ze een denkbeeldige drempel over moeten. Het ritme wordt dan veel beter.
Wanneer atleten te hard landen, laat ik ze eerst loopsprongen op een zachte ondergrond doen. Dat geeft direct feedback en maakt de landing gecontroleerder.